Friday, October 31, 2008
Ownership and sustainable development
Ownership wordt in de ontwikkelingssamenwerking kennelijk gebruikt om aan te geven dat de ontvangende partij, de beneficiary, zich betrokken moet voelen met een project. Het probleem dat door een ontwikkelingsproject opgelost wordt moet zijn “eigen” probleem zijn, en hij, de “beneficiary” of dit nu een land, een regering, of een organisatie is, moet zich betrokken voelen met de weg die gevolgd wordt om het probleem op te lossen. Niemand kan ontkennen dat betrokkenheid een noodzakelijke voorwaarde is voor het welslagen van elk project. Dit lijkt dus een waarheid als een koe.
Hoe zit het nu met ownership in onze eigen projecten? Het Centrum voor Internationale Samenwerking (CIS) is een buitenstaander in het proces van identificatie van ontwikkelingsprojecten en ook tijdens de opzet ervan. Pas bij de uitvoeringsfase van projecten mag het CIS meedoen. In samenwerking met de partner wordt het CIS dan geacht te faciliteren en het project in goede banen te leiden. Betrokkenheid en verantwoordelijkheidsgevoel, i.e. ownership bij alle partijen is een vereiste voor het welslagen van een project. Klopt als een bus.
Maar kan en moet het CIS iets doen om ownership bij de partners te bevorderen als dit blijkt te ontbreken? Wanneer het CIS een professionele rol als consultancyclub vervult, zal de samenwerking meestal goed verlopen.
Er kan zich desondanks een situatie voordoen waarbij de betrokkenheid van de beneficiary blijkt tegen te vallen. Als de oorzaak van dit probleem, nl. “gebrek aan ownership” buiten de invloedsfeer van het CIS ontstaan is, kan het CIS er dan iets aan veranderen? Kan een volstrekt verkeerd of slecht gedefinieerd project tijdens de implementatie nog te redden zijn?
Bij een overduidelijk slecht gedefinieerd project zal het CIS zijn verantwoordeljkheid moeten nemen en dit aan de donor rapporteren, en hiermee een project mogelijk voortijdig afblazen.
Maar wat doen we als we in het grijze gebied komen waarin een project “baat noch schaadt”? Zijn er niet projecten waarbij je vraagtekens kunt zetten bij de effectiviteit en de gestelde doelen? Projecten waarbij de partners zich vrolijk maar matig gemotiveerd door de lijst met projectactiviteiten heenslepen, waar workshops plaatsvinden, activiteiten worden uitgevoerd, mensen in- en uitgevlogen worden, terwijl iedereen het gevoel heeft: " hier gebeurt van alles, maar wat is het feitelijke nut ervan?" Wat is in dit geval de taak van een partij als het CIS? Zal een instelling die bestaat bij de gratie van dergelijke projecten eerlijk durven zeggen dat het feitelijke nut van een dergelijk project ter discussie wordt gesteld? En geldt hetzelfde dan ook voor de beneficiary? Hoe dapper zijn we dan om, in de recente woorden van Bert Koenders, elkaar aan te kijken en te zeggen, “Jongens, het was erg gezellig, maar, de wereld wordt hier niet beter van.” Hoe ver gaan we met ons eigen ownership, met onze verantwoordelijkheid, met onze visie? Is dat te veel gevraagd voor een kleine club die zich in de uitvoerende sfeer bezighoudt, en die wordt afgerekend op, geheel conform de tijdgeest, het zorgen voor externe financiering?
Tuesday, October 7, 2008
The continuing story of the internet in Africa and the myth of deregulation of global markets
Last week at Cape Coast, Ghana, I could once again experience the troubles of Internet in Africa. Internet in Ghana can simply be expressed in one statement too slow and too expensive. It is an illustration for the digital divide.
How will researchers in Ghana ever be able to catch up with their peers in the industrialized countries if they cannot easily access the digital information available in this world?
For an institute of the University of Cape Coast I ordered a satellite connection to the internet. At first sight this is not the most advantageous type of connection because of bandwidth limitations. Besides, the satellite connects you directly to Europe, so you will consume international bandwidth for local data exchange. This is like you’re taking an airplane from e.g. Accra to Kumasi (two cities in Ghana), making a stopover in London.
On the short term we really don’t have much choice. The universities in Ghana need better internet, so we just went for the “quick and dirty” solution of buying a satellite dish and connecting it. The promised internet download speed (of 128 kbps), which we bought from a Dutch provider, (without Service Level Agreement, because no telecom company dares to commit itself to deliver a proper service of internet in Africa) appeared to be unreliable. Despite all well known tricks that internet providing companies use to excuse themselves for poor service (blaming it on the position of the sun and other technical details which we can’t verify), the bottom line is, the market in Ghana is producer dominated, and the telecom companies, with their short term targets make a great profit out of this.
During my stay in Ghana, I followed the internet news sites, (on my guesthouse’s computer with a very slow internet connection) revealing the most severe financial crises of our lifetime. The tumbling banks and collapsing businesses showed clearly what happens in free markets, when no proper regulation mechanisms exist.
Will the greediness of a free and deregulated world market ever bring sustainable global economic development?