Monday, November 17, 2008

Conference on Rethinking Development

Rethinking Development in Africa

From 3 to 5 November I participated at the Conference on Rethinking Development Studies in Africa, Sasakawa Conference Centre, University of Cape Coast.
The conference was organized by the Institute for Development Studies (IDS), as a final event concluding a four-year project on education, research and sustainable development. Researchers from IDS and many important international guests were invited to present their papers on various aspects of development. The name of the Conference " Rethinking Development Studies" was well reflected in most of the presentations. New and critical opinions were expressed, and there was much opportunity for dialogue and discussions.
Two famous professors in the area of African Studies and Development were invited from the United States: Prof Pade Badru from the University of Maryland, and Prof Dennis Canterbury from the Eastern Connecticut State University.
Amongst the noteworthy lectures, there was an interesting presentation by Dr John Victor Mensah, director of IDS, about the effects of industrialization in Ghana. He proposed to strengthen linkages with the other economic sectors: i.e. agriculture and services.
Prof S.B. Kendie presented a fascinating paper pointing at the negative effects of western positivism in the development debate. This positivism is aimed at the construction of economic models, in which social and cultural factors are held constant, suggesting a universal scientific approach. This approach, which has been imposed on developing countries, may lead to gender inequalities, environmental destruction and social marginalisation. Prof Kendie suggested that an African perspective should be advocated in the development discourse based on linking traditional epistemologies.
Another interesting lecture was from Prof Pade Badru, on the problematic of economic development in Africa, in which western economic models failed woefully to bring the economic transformation to this continent. He proposed a bottom-up alternative model including participation of women, peasant farmers, and youths, to create a new reality.
Prof Dennis Canterbury advocated an alternative vision to the neo-liberal mercantile/classical political economy development vision. Depicting the current global financial crises as an example for the failure of the unregulated free-market approach and the focus of western countries on nation-states in stead of regions, he proposed an alternative, more focused on developing people. He also predicted the re-introduction of the Keynesian model into the current economic debate.
Dr Agbesinyale from IDS gave an overview on the impacts of the mining sector in Ghana. He demonstrated the relatively insignificant contribution by the mining sector for the Ghanaian economy (about 5 % of GNP only), with respect to its negative social impact. Mining in Ghana causes serious ecological en environmental hazards. Due to unsatisfactory and old-fashioned legislation and regulation, compliant to the open-market economic models, the financial revenues of this sector are just a very small percentage of the private revenues of the foreign corporate interests, which, according to free market and neo-liberal frameworks control the natural resources of Ghana. He proposed alternative policies for Ghana in order to regain control over its national mining resources. He mentioned Botwana and Tanzania as examples of African countries who managed to benefit from the mining sector, through improved legislation and governmental policy.
Bram Büscher from the Institute of Social Studies in the Netherlands presented a study which he performed in Southern Africa. He described what he argues are contemporary neoliberal ‘modes of politics’ around the concepts of consensus, anti-politics and marketing. Büscher came to these trends by closely observing policy making and management in a setting of transfrontier biodiversity conservation and development in Southern Africa. His research illustrates that these political trends are accompanied by the promotion of competition and commercialisation in every aspect of contemporary life.

The conference was concluded on Wednesday evening, November 5, with a traditional Ghanaian dinner with all the conference participants, and with music and dance at ‘crocodile place’ Hans Cottage Botel. The election of Barack Obama that very day, made the party even more special.

Friday, October 31, 2008

Ownership and sustainable development

Ownership is een begrip dat tegenwoordig vaak gebruikt wordt in de context van ontwikkelingssamenwerking. Volgens de literatuur is het begrip medio jaren negentig in het development discourse geïntroduceerd door donoren als de Wereldbank en de VN. Het begrip ownership kent geen exacte definitie, maar heeft betrekking op een gevoel van betrokkenheid en verantwoordelijkheid. Het begrip ownership werd geïntroduceerd in de tijd waarin de top-down benadering van ontwikkelingssamenwerking, waarbij ontwikkeling als het ware wordt opgelegd aan ontwikkelingslanden, werd verlaten. Het begrip ownership gaat vaak samen met het begrip vraaggestuurdheid. Projecten moeten vraaggestuurd zijn, demand driven en vooral niet supply driven.Vraaggestuurdheid wordt tegenwoordig in de ontwikkelingssamenwerking als voorwaarde gesteld. Zowel vraaggestuurdheid als ownership zijn begrippen afkomstig uit het neo-liberale gedachtengoed, en de eigentijdse tendens om marktmechanisme en alle ermee samenhangende fenomenen in het publieke domein te willen toepassen, dus ook binnen de ontwikkelingssamenwerking.
Ownership wordt in de ontwikkelingssamenwerking kennelijk gebruikt om aan te geven dat de ontvangende partij, de beneficiary, zich betrokken moet voelen met een project. Het probleem dat door een ontwikkelingsproject opgelost wordt moet zijn “eigen” probleem zijn, en hij, de “beneficiary” of dit nu een land, een regering, of een organisatie is, moet zich betrokken voelen met de weg die gevolgd wordt om het probleem op te lossen. Niemand kan ontkennen dat betrokkenheid een noodzakelijke voorwaarde is voor het welslagen van elk project. Dit lijkt dus een waarheid als een koe.
Hoe zit het nu met ownership in onze eigen projecten? Het Centrum voor Internationale Samenwerking (CIS) is een buitenstaander in het proces van identificatie van ontwikkelingsprojecten en ook tijdens de opzet ervan. Pas bij de uitvoeringsfase van projecten mag het CIS meedoen. In samenwerking met de partner wordt het CIS dan geacht te faciliteren en het project in goede banen te leiden. Betrokkenheid en verantwoordelijkheidsgevoel, i.e. ownership bij alle partijen is een vereiste voor het welslagen van een project. Klopt als een bus.
Maar kan en moet het CIS iets doen om ownership bij de partners te bevorderen als dit blijkt te ontbreken? Wanneer het CIS een professionele rol als consultancyclub vervult, zal de samenwerking meestal goed verlopen.
Er kan zich desondanks een situatie voordoen waarbij de betrokkenheid van de beneficiary blijkt tegen te vallen. Als de oorzaak van dit probleem, nl. “gebrek aan ownership” buiten de invloedsfeer van het CIS ontstaan is, kan het CIS er dan iets aan veranderen? Kan een volstrekt verkeerd of slecht gedefinieerd project tijdens de implementatie nog te redden zijn?
Bij een overduidelijk slecht gedefinieerd project zal het CIS zijn verantwoordeljkheid moeten nemen en dit aan de donor rapporteren, en hiermee een project mogelijk voortijdig afblazen.
Maar wat doen we als we in het grijze gebied komen waarin een project “baat noch schaadt”? Zijn er niet projecten waarbij je vraagtekens kunt zetten bij de effectiviteit en de gestelde doelen? Projecten waarbij de partners zich vrolijk maar matig gemotiveerd door de lijst met projectactiviteiten heenslepen, waar workshops plaatsvinden, activiteiten worden uitgevoerd, mensen in- en uitgevlogen worden, terwijl iedereen het gevoel heeft: " hier gebeurt van alles, maar wat is het feitelijke nut ervan?" Wat is in dit geval de taak van een partij als het CIS? Zal een instelling die bestaat bij de gratie van dergelijke projecten eerlijk durven zeggen dat het feitelijke nut van een dergelijk project ter discussie wordt gesteld? En geldt hetzelfde dan ook voor de beneficiary? Hoe dapper zijn we dan om, in de recente woorden van Bert Koenders, elkaar aan te kijken en te zeggen, “Jongens, het was erg gezellig, maar, de wereld wordt hier niet beter van.” Hoe ver gaan we met ons eigen ownership, met onze verantwoordelijkheid, met onze visie? Is dat te veel gevraagd voor een kleine club die zich in de uitvoerende sfeer bezighoudt, en die wordt afgerekend op, geheel conform de tijdgeest, het zorgen voor externe financiering?

Tuesday, October 7, 2008

The continuing story of the internet in Africa and the myth of deregulation of global markets


Last week at Cape Coast, Ghana, I could once again experience the troubles of Internet in Africa. Internet in Ghana can simply be expressed in one statement too slow and too expensive. It is an illustration for the digital divide.
How will researchers in Ghana ever be able to catch up with their peers in the industrialized countries if they cannot easily access the digital information available in this world?
For an institute of the University of Cape Coast I ordered a satellite connection to the internet. At first sight this is not the most advantageous type of connection because of bandwidth limitations. Besides, the satellite connects you directly to Europe, so you will consume international bandwidth for local data exchange. This is like you’re taking an airplane from e.g. Accra to Kumasi (two cities in Ghana), making a stopover in London.
On the short term we really don’t have much choice. The universities in Ghana need better internet, so we just went for the “quick and dirty” solution of buying a satellite dish and connecting it. The promised internet download speed (of 128 kbps), which we bought from a Dutch provider, (without Service Level Agreement, because no telecom company dares to commit itself to deliver a proper service of internet in Africa) appeared to be unreliable. Despite all well known tricks that internet providing companies use to excuse themselves for poor service (blaming it on the position of the sun and other technical details which we can’t verify), the bottom line is, the market in Ghana is producer dominated, and the telecom companies, with their short term targets make a great profit out of this.
During my stay in Ghana, I followed the internet news sites, (on my guesthouse’s computer with a very slow internet connection) revealing the most severe financial crises of our lifetime. The tumbling banks and collapsing businesses showed clearly what happens in free markets, when no proper regulation mechanisms exist.

Will the greediness of a free and deregulated world market ever bring sustainable global economic development?

Thursday, April 10, 2008

Two professors from VU University Amsterdam, lecturing in Kumasi, Ghana

Guest lecturers prof Jan Top and prof Hans Akkermans from the VU University Amsterdam, lecturing Knowledge Management at the Osei Tutu II Institute for Advanced ICT Studies in Kumasi, Ghana. The lecture is attended by sixteen students in their first year of the MSc in Computer Science, April 2008.